Lang maar lezenswaard artikel over klimaat en sceptici

Bericht van: Micha (Bodegraven) , 05-11-2009 14:42 

Kwam dit artikel tegen in de VN, en ik moet zeggen dat ik het lezenswaard vind, of op zijn minst opmerkelijk. Voor klachten over de lengte van het stuk gelieve zich tot de dienstdoende redacteuren te wenden 😉

De eenzame strijd van de broeikasongelovigen. De klimaatsceptici over hun twijfels

De uitstoot van broeikasgassen leidt tot een flinke opwarming van de aarde, met een gevaarlijke stijging van de zeespiegel als gevolg. Geen twijfel mogelijk, vindt een meerderheid van de wetenschappers.

Toch zijn er volhardende sceptici die het allemaal niet willen geloven. Met welke argumenten proberen ze de gesloten rijen van wat ze de broeikasbroederschap noemen open te breken?

Elke avond ziet Henk Tennekes de reeën langstrekken. Vanuit zijn woning kijkt hij uit over een fraai weidelandschap dat onderdeel is van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de keten natuurgebieden die de Nederlandse natuur bewegingsruimte moet bieden. In de Bosatlas wijst hij aan waar er dicht bij zijn huis een aantakking op de snelweg was gepland die er door de EHS nooit is gekomen. Enthousiast vertelt Tennekes dat het wel al aangelegde viaduct nu vooral functioneert als paddenoversteekplaats. Als je bij deze man binnenstapt, kun je je niet meteen voorstellen dat je van doen hebt met een van de felste critici van wat hij op zijn milde momenten de broeikasbroederschap noemt en wanneer hij echt boos begint te raken de broeikasmaffia.

Het cliché wil immers dat de sceptici die twijfelen aan een door de mens veroorzaakt broeiskaseffect de natuurlijke vijanden van de milieubeweging zijn. Websites als www.exxonsecrets.org en www.sourcewatch.org doen een poging ze te ontmaskeren als door de olie-industrie gefinancierde en aan conservatieve denktanks gelieerde belangenbehartigers van de industrie die haar broeikasgassen onbeperkt wil blijven uitstoten. Wie een paar spraakmakende Nederlandse sceptici ontmoet, merkt al snel dat het te makkelijk is hen zo af te doen.

Henk Tennekes was directeur wetenschappelijk onderzoek van het KNMI, tot hij in 1995 werd weg gereorganiseerd. Bewijzen kan hij het niet, maar hij weet zeker dat zijn afwijkende standpunt over het broeikaseffect hem de das heeft omgedaan. ‘Ik ben een van de twee mensen in de wereld die in 1990 aan de bel hebben getrokken,’ vertelt hij zonder valse bescheidenheid.

In het tijdschrift Weather van de Royal Meteorological Society schreef hij in februari 1990 een opvallende column. In scherpe bewoordingen klaagde hij zijn vakgenoten aan die de hoogmoed hadden te verkondigen dat ze het uiterst complexe klimaatsysteem konden doorgronden en beheersen: ‘Ik maak me zorgen over de gretigheid waarmee we ons neigen te prostitueren om politici te plezieren die ons verlangen naar expansie kunnen financieren.’

De andere klokkenluider was Richard Lindzen, een hoogleraar van het Massachusetts Institute of Technology met een grote reputatie en onaantastbare positie. Nadat Lindzen in april 1990 een verhaal van gelijke strekking in het Bulletin van de American Meteorological Society had gepubliceerd, werd de hoofdredacteur van het blad prompt de laan uitgestuurd.

In de jaren tachtig zag de meteorologie, analyseert Tennekes, een unieke kans om big science te worden. Door van het door de mens versterkte broeikaseffect een groot, dramatisch verhaal te maken, wisten de klimaatwetenschappers politici te verleiden veel meer geld naar hun onderzoek te doen stromen. Dat geld is gestopt in steeds sterkere supercomputers. De hele gemeenschap van klimatologen houdt zich onledig met het bouwen van gigantische klimaatmodellen met miljoenen regels software. En met daarover congresseren, natuurlijk. ‘Ze vergaderen nooit in Lutjebroek, maar in alle mooie toeristenoorden van de wereld.’

Terwijl het volgens Tennekes allemaal niet meer is dan koffiedik kijken. In zijn boek Broeikasramp & weerbericht (2001) noemde hij het ‘gevaarlijke onzin’ te menen dat gedetailleerde klimaatvoorspellingen mogelijk zijn. ‘Het is bijna niet te bevatten. Praktisch elke dag mopperen we over blunders en missers in het weerbericht, maar toch accepteren we klimaatvoorspellingen vijftig of honderd jaar vooruit alsof er niets aan de hand is.’

Vier jaar later is Tennekes allerminst van mening veranderd. Weer en klimaat zijn naar zijn inzicht van dezelfde orde. De tegenwerping dat het bij het klimaat om langeretermijntrends, om gemiddelden gaat, en bij het weer om fluctuerende individuele toestanden, wijst hij resoluut van de hand. ‘De inzichten die we hebben in het klimaatsysteem zijn conceptueel hartstikke primitief. Er is geen fatsoenlijk theoretisch kader om van concrete, individuele toestanden naar een gemiddelde toestand te komen.’

Tennekes laat plaatjes zien uit het blad Climate Change. Ze verbeelden modelmatige voorspellingen van de ontwikkeling in neerslag in de Verenigde Staten. Op het ene plaatje zien de VS blauw: haast overal veel meer neerslag. Op het andere juist geel: gans het land zal veel minder regen te verwerken krijgen. ‘Er is nog geen enkel systematisch inzicht in de herverdeling van neerslag,’ stelt hij. Net zo zijn voorspellingen over de zeespiegelstijging waarmee we in Nederland zo tobben ‘nattevingerwerk’.

Het klimaat is een chaotisch systeem, waarin tal van factoren een rol spelen, en kleine wijzigingen in de beginvoorwaarden gigantische verschillen in de einduitkomst kunnen opleveren. Edward Lorenz, een van de aartsvaders van de chaostheorie, verbeeldde dat door te zeggen dat de vleugelslag van een vlinder in Brazilië een orkaan in Texas kan veroorzaken. Tennekes vindt het ‘uiterst naïef’ te denken dat je alles wat van invloed is op het klimaatsysteem – van de wolken tot schimmels in de bodem – in een grote computer kunt stoppen en daarmee betrouwbare voorspellingen kunt doen.

De beperkte kennis van het klimaatsysteem, het is een mantra die alle sceptici aanheffen. Ze wijzen daarbij op de samenvatting voor beleidsmakers van het laatste rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Deze club is door de Verenigde Naties en de World Meteorological Organization opgericht om alle kennis over klimaatverandering te inventariseren en tot een oordeel te komen. Het IPCC voorziet een opwarming tussen 1,4º C en 5,8º C in de eenentwintigste eeuw en een zeespiegelstijging tussen 0,09 en 0,88 meter.

In hun laatste rapport uit 2001 wordt het niveau van wetenschappelijke kennis over acht van twaalf verschillende factoren die van invloed zijn op de energiebalans van de aarde ‘zeer laag’ genoemd. Grote onzekerheid is er bijvoorbeeld over de invloed van aerosolen, deeltjes die zonlicht terugkaatsen en daardoor juist een afkoelend effect hebben. Als we van tweederde van de bepalende factoren nauwelijks verstand hebben, hoe zeker zijn al die voorspellingen dan nog?

‘Mediageniek is het niet, om geen uitgesproken mening te geven, om te nuanceren, om twijfel naar voren te brengen,’ zegt Harry Priem. Doemscenario’s, beelden van half Nederland onder water, dat scoort beter.

Hij ontvangt mij in zijn kantoor in Artis, waar hij elke week een dagje is te vinden als conservator van het Geologisch Museum. Een lintje zit op zijn revers gespeld. Niet dat hij elke dag uitdraagt dat hij Officier in de Orde van Oranje-Nassau is, maar die middag heeft hij een receptie. Het Geologisch Museum bestaat nu vijftien jaar. Toen in de jaren tachtig de geologische faculteit van de Universiteit van Amsterdam moest sluiten en aan de Vrije Universiteit werd overgedragen, was er geen plaats meer voor de omvangrijke en waardevolle geologische collectie van de UvA. Priem wist haar toen voor het belangrijkste deel bij Artis in een nieuw Geologisch Museum onder te brengen. Bij de start sleepte hij 2,5 miljoen gulden aan kapitaal binnen, onder andere van Shell.

Ook Priem verzet zich al ruim tien jaar tegen ‘de ideologisch-ethische broeikasmantra’s van de milieubeweging’. In 1995 besloot hij een gepassioneerd betoog over de ‘CO2-ideologie’ in plechtstatige bewoordingen: ‘Voor politici vormt de CO2-dreiging een ideaal excuus voor vluchtgedrag. In stede zich te moeten bezighouden met problemen waaraan direct wat te doen zou zijn, kunnen zij zich visionair profileren met de dreigende planetaire CO2-catastrofe.’

Harry Priem was hoogleraar isotopen- en planetaire geologie aan de Universiteit van Utrecht. Als geoloog is hij gewend alles in een groter perspectief te zien. ‘Geologen weten dat het klimaat continu verandert. We hadden warme Middeleeuwen, daarna een Kleine IJstijd en sinds de negentiende eeuw zijn we daaruit weer aan het opkrabbelen.’

Waar hij zich vooral over opwindt, is het selectief gebruik van gegevens. ‘Neem al die dramatische verhalen over afkalvend ijs op Antarctica. Aan de westelijke kant is dat inderdaad het geval, maar dat heeft meer met zeestromingen dan met temperatuur te maken. Op het geografische hart van de Zuidpool is het kouder geworden en metingen wijzen uit dat het ijs aangroeit.’

Priem zal zeker niet ontkennen dat de hoeveelheid uitgestoten kooldioxide flink is toegenomen. Maar hij vindt het absurd dat ‘men alles op CO2 gooit. Urbanisatie, de totale verandering van landgebruik, ontbossing, vulkanisme, het is allemaal waarschijnlijk veel belangrijker voor het klimaat. En vergeet de activiteit van de zon niet.’

Voor de mening dat de rol van de zon gigantisch onderschat wordt, kunnen we bij paleobioloog Bas van Geel van de Universiteit van Amsterdam terecht. Op zijn kamer in het Science Park in de Watergraafsmeer zit een collega door een microscoop naar stuifmeelkorrels uit een Engels veen te turen. De Amsterdamse groep telt en meet de vroegere vegetatie in het veengebied Butterburn Flow op allerlei manieren, met als doel het verband tussen klimaat en zonneactiviteit verder bloot te leggen. Zonnestraling is medebepalend voor de aanmaak van de radioactieve koolstof-isotoop C14. Door de radioactiviteit van de monsters te meten, kan de ouderdom ervan bepaald worden en met behulp van de concentraties C14 is het mogelijk een uitspraak over veranderingen in zonneactiviteit te doen. Inzicht in de historische ontwikkeling van het klimaat is te krijgen door de veranderende samenstelling van de vegetatie te onderzoeken.

Uit de metingen van Van Geel cum suis blijkt een grote samenhang tussen zonneactiviteit en klimaat. ‘In de Kleine IJstijd was er een sterk verminderde zonneactiviteit. Afgelopen decennia is de zon buitengewoon actief. De magnetische activiteit van de zon is in de afgelopen eeuw verdubbeld.’ Maar de zon zit nog helemaal niet goed in de klimaatmodellen van het IPCC. Dat heeft er mee te maken dat er tussen zonneactiviteit en klimaat een versterkingsmechanisme zit dat we nog niet kunnen kwantificeren. Het lukt dus nog niet een van de belangrijkste factoren goed in de klimaatmodellen onder te brengen.

Van Geel: ‘Ik voorspel dat er binnen drie tot vijf jaar een grote omslag zal komen in hoe er over het klimaat wordt gedacht. In de “paleowereld— van biologen en geologen die onderzoek doen naar het klimaat in het verleden zie ik mijn collega’s nu al stuk voor stuk omgaan. Het door de mens veroorzaakte broeikaseffect is waarschijnlijk net zo’n opgeklopte zaak als het Waldsterben. Jaren terug gingen er wat eiken dood in Duitsland en men trok de conclusie dat de bossen op grote schaal aan het sterven waren. Later bleek dit het effect te zijn van een paar droge zomers.’ Van Geel vreest dat als zal blijken dat de wetenschappelijke gemeenschap ook in het geval van het versterkte broeikaseffect collectief achter een hype is aangelopen, dit enorm schadelijk zal zijn voor de geloofwaardigheid van de wetenschap.

Arthur Rörsch, van huis uit chemisch technoloog, oud-hoogleraar genetica en jarenlang werkzaam bij TNO, heeft een interessante hobby. Hij verdiept zich in zaken waarbij ‘wangedrag’ de wetenschappelijke geloofwaardigheid aantast. Rörsch heeft de uitstraling van een klassieke geleerde. Een volledige wand van zijn sfeervolle vijftiende-eeuwse appartement is bedekt met een imposante privébibliotheek. De tafel is bezaaid met vellen vol formules, berekeningen en grafieken.

In de klimaatdiscussie raakte hij geïnteresseerd via de kwestie Björn Lomborg. Nadat deze zijn spraakmakende boek The Skeptical Environmentalist had gepubliceerd, werd hij veroordeeld door een Deens comité dat zich buigt over gevallen van ‘wetenschappelijke oneerlijkheid’. Samen met dertig andere wetenschappers onderzocht Rörsch de beschuldigingen en hij kwam tot de conclusie dat ze ongegrond waren. Het Deense ministerie vernietigde daarna het vonnis. Gebleken was dat Lomborg niet aan de schandpaal was genageld omdat hij slecht werk had geleverd, maar omdat hij een onwelkome boodschap had: hij betoonde zich optimistisch over de staat van het milieu en verzette zich tegen allerlei doemprofetieën.

Of er in het geval van Michael Mann sprake is van echt bedrog of alleen maar incompetentie, durft Rörsch op dit moment nog niet te zeggen. Mann is de schepper van de befaamde ‘hockeystick’, de grafiek die laat zien dat de temperatuur in het afgelopen millennium met kleine fluctuaties redelijk stabiel was (de steel van de stick) en dat we in de twintigste eeuw een dramatische stijging van de temperatuur zien (het omhoogstaande blad van de stick).

Dit beeld van de temperatuurontwikkeling dat was opgenomen in het samenvattende IPCC-rapport, is in korte tijd een icoon voor het broeikaseffect geworden. Mann publiceerde in 1998 zijn bevindingen in Nature. Twee Canadese sceptici, Stephen McIntyre en Ross McKitrick, probeerden onlangs het werk van Mann te reproduceren, en kwamen tot de conclusie dat Mann op slordige wijze met de data was omgegaan. Hun in het tijdschrift Geophysical Research Letters gepubliceerde gecorrigeerde temperatuurreconstructie laat een heel ander beeld zien: rond 1400, in de Warme Middeleeuwen, was het warmer dan nu. Toen groeiden er, vertelt Harry Priem, druiven op Groenland.

Het dramatische beeld dat het nu heter is dan ooit, zou dus niet kloppen. Dat de Canadezen, rondsnuffelend op Manns website, een map met de naam ‘backto_1400-censored’ vonden, droeg bij aan het beeld dat hij niet erg zuiver met de data was omgegaan. Gecensureerde data? En toen hij ook nog eens niet bereid was het algoritme te geven waarmee hij zijn data had omgerekend naar temperaturen, was het voor de sceptici duidelijk: deze Mann bedot de zaak.

Henk Tennekes, Harry Priem, Bas van Geel en Arthur Rörsch, ze zijn meesters in het zaaien van twijfel over de zekerheden van de klimaatwetenschap. Maar wie denkt dat hun betoog uitmondt in ‘laat maar waaien, we zien wel waar het schip strandt’, heeft het mis. Met een verwijzing naar Jared Diamonds onlangs verschenen boek Collapse zegt Henk Tennekes: ‘Zoals we nu leven, is typisch een economische stijl die past bij de ondergang van een beschaving. Hulpbronnen raken in hoog tempo uitgeput, landbouwgronden worden op grote schaal misbruikt, op veel plekken zoals in Thailand vindt in schandalig tempo ontbossing plaats. De discussie is door de broeikasmaffia en door Kyoto zorgwekkend versmald tot een graadje meer of minder en tot de uitstoot van broeikasgassen als kooldioxide.

Veel belangrijkere kwesties als landgebruik, ontbossing, drinkwaterkwaliteit, armoede en ziekte zijn daardoor goeddeels buiten beeld geraakt. Het barst van de dingen waar we wel wat aan kunnen doen. Met een fractie van het geld dat omgaat in de cosmetische industrie kunnen we ervoor zorgen dat er schoon water is voor iedereen op de wereld, waarmee de helft van de ziekten is te verhelpen.’

Ook bij Harry Priem leidt scepsis niet tot achterover leunen. ‘De argumentatie achter Kyoto is nonsens. Maar als men zegt: we moeten toe naar een zorgvuldig beheer van de voorraad fossiele brandstoffen, is dat helemaal juist. We zijn op een verschrikkelijke manier bezig die te verkwisten. Als we een fractie van het geld dat Kyoto kost, zouden inzetten voor bijvoorbeeld zuinigere motoren en de ontwikkeling van aardwarmte, zou je veel meer bereiken.’

Voor Bas van Geel mag de beperking van het gebruik van fossiele brandstof nog veel verder gaan dan Kyoto. In het belang van de luchtkwaliteit, omdat fossiele brandstof domweg opraakt, en om geopolitieke redenen: hoe vaak woeden er niet oorlogen om het gebruik van olie? ‘Er is alle reden om het gebruik te beperken, maar het idee dat we een “klimaatbeleid— kunnen voeren berust hoogstwaarschijnlijk op flauwekul.’

Op de vraag hoe het kan dat een grote meerderheid van de klimaatwetenschappers er anders over denkt dan zij, hebben de heren sceptici uiteenlopende antwoorden. Rörsch reageert het meest pessimistisch: ‘Ik twijfel serieus aan de wetenschappelijke integriteit en competentie van veel klimaatwetenschappers, al lopen er zeker bij het KNMI ook oprechte wetenschapsbeoefenaren rond. De breedte van kennis is heel gering. Ze zijn allemaal gespecialiseerd in een heel klein deelaspect en missen het overzicht. Ikzelf weet langzamerhand, na me er een aantal jaren in te hebben verdiept, meer van klimatologie dan zo’n heel gespecialiseerd iemand.’

Bas van Geel wil de integriteit van de klimaatwetenschappers niet ter discussie stellen. ‘Ook zij willen echt weten hoe het zit.’ Wel waarschuwt hij: ‘Je moet niet denken in aantallen wetenschappers. Er is ook iets als sociale druk.’

Harry Priem relativeert: ‘Wat zijn klimaatwetenschappers? De klimatologie is als vak heel jong.’ Naar zijn inzicht is het leeuwendeel van de geologen sceptisch.

Henk Tennekes denkt dat het leger sceptici groeiende is. ‘De grote meerderheid van mijn Amerikaanse collega’s heeft zich allang afgekeerd van het broeikaseffect. Ze willen er niets meer mee te maken hebben en ergeren zich wild aan het feit dat je alleen nog maar onderzoek mag doen waarmee de milieuministers kunnen scoren.’

Wat is er bekend over hoe wijdverbreid de scepsis is? Ook daarover doen heel verschillende verhalen de ronde. Het gezaghebbende Science publiceerde in december een meta-analyse van alle wetenschappelijke artikelen over de kwestie. Daaruit kwam naar voren dat er nagenoeg totale overeenstemming bestond over een versterkt, dus aan de mens te wijten, broeikaseffect. Een Britse wetenschapper, Benny Peiser, bekeek dezelfde collectie artikelen, maar kwam tot een heel andere conclusie: niet meer dan eenderde ondersteunde de zogenaamde consensus.

Weer een ander getal heeft de Duitse klimaatstatisticus Hans von Storch, die samen met de socioloog Dennis Bray een enquête hield onder Amerikaanse, Canadese en Europese klimaatwetenschappers. Een ruime helft van de ondervraagden bleek het in meer of mindere mate eens met de stelling: ‘Klimaatverandering wordt vooral veroorzaakt door de mens.’ Maar een aanzienlijke minderheid van dertig procent was het met deze bewering juist een beetje tot sterk oneens. Bijna de helft van de geënquêteerde wetenschappers betoonde zich licht tot zeer uitgesproken sceptisch over de stelling: ‘Klimaatmodellen kunnen klimaatcondities van de toekomst accuraat voorspellen.’ De groep die het daarmee sterk eens was, omvatte slechts 0,4 procent van de ondervraagden. Veel groter was het percentage wetenschappers dat sterk twijfelt aan het voorspellende vermogen van klimaatmodellen: 14,9 procent.

Wie zich laat verleiden door de verhalen van de twijfelaars, raakt heel wat zekerheid kwijt. Maar met hun twijfel is zeker niet het laatste woord gesproken. De discussie over de hockeystick van Mann woedt nog volop en er zijn verschillende wetenschappers die menen dat zijn reconstructie toch de juiste is.

Bovendien is er, relativeren de mensen die zich door de kritiek op Mann niet uit het veld laten slaan, een hele reeks andere klimaatreconstructies die ongeveer hetzelfde beeld laten zien: een sterke opwarming in de laatste eeuw, vooral de laatste decennia, na eeuwen van relatief kleine schommelingen in de temperatuur.

Zeker, de onzekerheid over veel factoren die het klimaat beïnvloeden, is groot. Maar dat doet toch niets af aan wat we weten over het effect van broeikasgassen? Ja, de chaostheorie is heel belangrijk in weer- en klimaatvoorspellingen. Maar dat neemt allerminst weg dat het voorspellend vermogen van klimaatmodellen steeds groter blijkt te worden als we naar langere tijdschalen en grotere ruimtelijke gebieden kijken. Het is waar, de zon heeft meer invloed dan in de IPCC-modellen uit 2001, maar in de nieuwste klimaatmodellen is al een poging gedaan versterkende mechanismen mee te nemen. En dan kan nog steeds minder dan de helft van de trend in de twintigste eeuw verklaard worden, en van het laatste decennium nog veel minder.

Allerminst reden dus om de scepsis klakkeloos over te nemen, wel om de discussie met open vizier en kracht van argumenten te voeren. Want verziekt is het debat op dit moment zonder meer. Jozef Keulartz, docent wetenschapsfilosofie in Wageningen en bijzonder hoogleraar duurzaamheid en levensbeschouwing aan de Radboud Universiteit, ziet dat er bij veel wetenschappers ‘zo’n afkeer van de sceptici bestaat dat ze niet met hen willen discussiëren’.

De milieubeweging vertoont volgens hem sektarische trekken en heeft een diepgeworteld moralisme: het moet allemaal anders, heel onze samenleving moet op de schop. Bij de mensen van het andere kamp constateert Keulartz vaak een ‘ontzettend rancuneus toontje’, al ‘hebben ze gelijk dat de manier waarop Lomborg is gestenigd het idee bevestigt van een gesloten gemeenschap die alles wat niet in het eigen straatje past, afdoet als onzin.’

De sceptici zelf ergeren zich vooral sterk aan NRC Handelsblad en de Volkskrant, waarin geen serieuze aandacht aan sceptische standpunten zou worden gegeven.

Rörsch zegt dat hij heeft overwogen Karel Knip aan te klagen voor journalistiek wangedrag naar aanleiding van zijn recensie van het boek Man-Made Global Warming: Unravelling a Dogma van het Nederlandse trio sceptici Hans Labohm, Simon Rozendaal en Dick Thoenes.

Hoe gepolariseerd het debat is, blijkt ook wel uit het feit dat een van de bekendste Nederlandse sceptici graag off the record zijn standpunten toelicht, maar niet opgevoerd wil worden in Vrij Nederland. Met zijn werkgever heeft hij moeten afspreken dat hij zich voorlopig niet meer roert in de media.

De discussie is erg gepolitiseerd, constateert Keulartz. En de sceptici zitten zijns inziens wel vrij sterk in een bepaalde ideologische hoek: de pleitbezorgers van de vrije markt die het bedrijfsleven geen beperkingen willen opleggen. ‘Je kunt wel zeggen: ik persoonlijk verdien er niets aan, maar de hele context is daardoor bestempeld.’

Wat vinden de sceptici zelf van het verhaal dat hun standpunt is ingegeven door belangen? Harry Priem ziet het als een zuiver wetenschappelijke zaak. Hij heeft geen ideologische kleur, denkt hij. Wanneer ik hem erop wijs dat hij in de wetenschappelijke adviesraad van het Comittee for A Constructive Tomorrow zit, een mede door Exxon gefinancierde organisatie die voor de oplossing van milieuproblemen het meeste heil verwacht van de vrije markt en de technologie, reageert hij verbaasd. ‘Nog nooit van die club gehoord, zal wel na een lezing in een onbewaakt moment ja hebben gezegd.’

Arthur Rörsch kan er zich flink over opwinden. ‘In een interview zegt zo’n KNMI-man dan dat McIntyre betaald wordt door Exxon. Dat is absoluut niet waar. Dat is niet iemand die de olie-industrie napraat.’ Rörsch heeft nog nooit met iemand die sceptisch is over politiek gepraat. De Burke Stichting, de conservatieve denktank die medeoprichter is van de Groene Rekenkamer, een club die zich bezighoudt met kosten-batenanalyses van milieumaatregelen en een platform biedt voor scepsis over het broeikaseffect, zegt hem niets.

Bas van Geel vindt zichzelf zo progressief als je maar kunt zijn. Nee, hij heeft geen standpunt waarmee je bij links Nederland kunt aankomen. Maar het is gevaarlijk als je je laat leiden door politieke motieven. Henk Tennekes wil nog wel toegeven dat veel sceptici in een conservatieve hoek zitten en geloven in de voordelen van marktmechanismen, maar hijzelf is in ieder geval ‘zo links als de pest’.

Wat moet de leek denken als wetenschappers elkaar zo fel tegenspreken en niet tot een eenstemmige, heldere conclusie komen? Is de gewone man er niet bij gebaat als wetenschappers een helder en krachtig verhaal naar buiten brengen, een stevige grondslag waarop de politiek haar beleid kan baseren?

‘Meningsverschillen zijn de motor achter de voortschrijding van kennis en geen onaangename familieaangelegenheid,’ verkondigde klimaatstatisticus Hans von Storch in een ophefmakend artikel in Der Spiegel. Henk Tennekes is het helemaal met hem eens: ‘Het idee dat wetenschappers zekerheid moeten geven, maakt van de wetenschap een middeleeuwse godsdienst. Zekerheid is iets voor priesters.’
Bericht laatst bijgewerkt: 05-11-2009 14:43

Lang maar lezenswaard artikel over klimaat en sceptici   ( 1049)
Micha (Bodegraven) -- 05-11-2009 14:42
Re : Twee van de slotzinnen:   ( 234)
Hans (Schijndel/Veghel) ( 9m) -- 05-11-2009 15:52
Duidelijk artikel dat je aan het denken zet   ( 129)
bart (amsterdam) -- 05-11-2009 16:39