Inleiding
Na ruim vier jaar als meteoroloog actief te zijn geweest in de gladheid wordt het eens tijd om mijn kennis met jullie te delen. Temeer omdat er regelmatig berichten voorbij komen over zogenaamde "zoutterroristen" die te pas en te onpas strooien. Daarbij wordt vaak vermelding gemaakt van de hoge luchttemperaturen met als conclusie dat het niet glad kan worden. De vraag is echter, is dat wel zo?
Wanneer wordt het glad?
Er zijn twee voorwaarden waaraan een weg moet voldoen om glad te worden:
- De wegdektemperatuur moet onder het vriespunt liggen
- Er moet vocht op de weg aanwezig zijn
Hier komen we meteen bij de eerste instinker: wegdektemperaturen kunnen behoorlijk lager liggen dan de luchttemperaturen. Dat de thermometer in de weerhut +2,0 graden aangeeft betekent dus niet dat het niet glad kan worden!
Welke soorten gladheid zijn er?
Er zijn drie verschillende soorten gladheid. Bevriezingsgladheid, condensatiegladheid en gladheid door winterse neerslag.
Bevriezingsgladheid
Deze vorm van gladheid is vrij simpel. De weg is vochtig of nat en daalt vervolgens tot waarden onder het vriespunt. Het gevolg laat zich raden: het vocht dat op de weg ligt bevriest en vormt een dun laagje ijs (ook wel "black ice" genoemd). Voor een automobilist is het verschil tussen natte wegen en bevroren wegen slecht zichtbaar, waardoor deze in geval van bevriezingsgladheid vaak verrast wordt.
Deze vorm van gladheid komt het meest voor na passage van een koufront. Een koufront brengt vaak regen met zich mee (natte wegen), maar achter het koufront zitten opklaringen en koude lucht. Een ideale combinatie om wegen 's nachts in het winterhalfjaar te doen dalen tot onder het vriespunt.
Condensatiegladheid
Deze vorm van gladheid is wellicht iets ingewikkelder, maar ik zal (ondanks het late uur) het proberen toch goed uit te leggen.
Bij condensatiegladheid wordt de weg heel geleidelijk een beetje vochtig. Aan het begin van een nacht is een weg nog droog, maar halverwege begint deze wat wit uit te slaan met uitiendelijk gladheid tot gevolg. Dit komt door toevoer van vocht, als gevolg van wegdektemperaturen die gedaald zijn tot onder de dauwpuntstemperatuur. Vocht slaat dan neer op de weg met uiteindelijk gladheid tot gevolg.
Deze vorm van gladheid komt het vaakst voor bij wegen die sterker afkoelen dan omliggende wegen en daarbij onder het dauwpunt uitkomen. Bijvoorbeeld (stalen) bruggen, die een kleiner contactoppervlak hebben met de bodem en dus minder kunnen profiteren van eventuele bodemwarmte.
Winterse neerslag
Deze vorm van gladheid is bij de meeste mensen wel bekend, omdat er visueel ook iets aan de hand is in de atmosfeer. Daarnaast gaat winterse neerslag vaak ook gepaard met dalende luchttemperaturen en dan is de optelsom snel gemaakt als je je op de weg bevindt.
In het geval van sneeuw is dit vrij duidelijk, maar bij ijzel ligt dit wat anders. IJzel leidt namelijk niet altijd tot gladheid. Wanneer er ijzel valt, maar de wegdektemperaturen liggen boven nul, dan zal de weg sterk afkoelen. Als de ijzel lang genoeg aanhoudt dan zal de weg uiteindelijk zakken tot onder nul en kan het glad worden. Er zijn echter talloze situaties te verzinnen waarin de ijzel uiteindelijk weer over gaat in regen en de wegdektemperaturen stoppen met dalen. Liggen deze nog niet onder nul, dan zal het niet glad worden.
Als laatste neerslagvorm is er ook nog hagel. Hagel is meestal kortstondig, maar kan zeker tot gladheid leiden door snel dalende wegdektemperaturen. Doordat hagel zo'n lokaal verschijnsel is, is het moeilijk hier tegen te strooien. Daarnaast zal de wegdektemperatuur na een hagelbui vrij snel weer oplopen. Tegen de tijd dat de strooiwagen langsrijdt is het al te laat.
GMS-systeem
In Nederland staan langs alle rijks- en provinciale wegen sensorhutjes die de atmosferische condities meten. Daarnaast zitten er ook sensoren in het wegdek, die de wegdektemperatuur, maar ook de "vochttoestand" van de weg meten.
Deze gegevens worden verzameld in het Gladheids Meld Systeem (GMS2) van Rijkswaterstaat en worden gebruikt door gladheidscoordinatoren en gladheidsmeteorologen. Deze twee werken gedurende het winterhalfjaar nauw samen om te voorkomen dat de wegen glad worden. De gladheidscoordinator heeft meestal wat meer gebiedskennis en is verder verantwoordelijk voor het aansturen van de steunpunten, waar de gladheidsbestrijders hun materiaal hebben staan en hun strooiroute beginnen. De gladheidsmeteorologen zijn wat bekwamer als het gaat om het maken van weersverwachtingen. Blijft het bewolkt of klaart het op? Gaat het sneeuwen of valt er regen? Tezamen maken ze de conclusie om al dan niet te gaan strooien.
Het lijkt simpel, maar dat is het niet!
Na het nalezen van bovenstaande ziet het er eigenlijk vrij simpel uit. Helaas valt dat in de praktijk tegen, want er zijn veel factoren waarmee rekening gehouden moet worden.
Lengte van een strooironde
Tussen het moment van overgaan tot een strooironde Ên het moment dat de wegen voorzien zijn van zout zit enkele uren verschil. Om ongelukken te voorkomen wil je gladheid eigenlijk altijd voor zijn. Dit betekent dat je preventief wilt strooien. Er ligt dan dus zout op de weg voordat het glad wordt. Je begrijpt natuurlijk wel dat dit in sommige situaties erg lastig is. Bijvoorbeeld in nachten waarin het plots opklaart of juist plots bewolking ontstaat (en een strooiactie overbodig was).
Spitsuur
Naast de lengte van een strooironde dient ook nog rekening gehouden te worden met spitsuur. Dit geldt vooral voor de Randstad, maar ook in andere gebieden gelden (doordeweeks) uiterste strooitijden. Een strooiwagen kan de weg immers niet van zout voorzien als deze in de file staat.
Onzekerheid in verwachtingen
Er zijn nachten waarin de verwachting heel goed uitkomt, bijvoorbeeld vannacht: helder en droog. Het model kan dan makkelijk in schatten hoe laag de wegdektemperaturen uitkomen. Er zijn helaas ook talloze situaties waarin het weerbeeld minder eenduidig is. Bijvoorbeeld (winterse) buien aangevoerd met een koude noordwestelijke stroming. De kans op gladheid kan dan van plaats tot plaats sterk verschillen. Of passage van een neerslagfront, waar de regen ergens in Nederland overgaat in (natte) sneeuw met gladheid tot gevolg. We weten allemaal dat de weermodellen er vaak wel wat kilometers naast zitten en dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor strooiacties.
Afweging om een weerbureau in arm te nemen
Provincies en Rijkswaterstaat hebben voor zover ik weet allemaal een weerbureau in de arm genomen om zichzelf van informatie te voorzien. Voor gemeenten ligt dit soms wat lastiger, omdat daar minder geld beschikbaar vrij gemaakt wordt voor adviezen (hoewel ik eerlijk kan zeggen dat een jaar gladheidsbestrijding met 24/7 bewaking echt te weinig kost). Er zijn dus gemeenten die strooien zonder een weerbureau in de arm te nemen. Je kan je wel indenken dat dit tot meer strooiacties zal leiden.
Conclusie
Na vier jaar in dit vak denk ik dat ik eerlijk en oprecht kan zeggen dat zowel de gladheidscoordinatoren als de meteorologen hun uiterste best doen om de wegen veilig te houden. Er wordt vanuit alle kanten hard gewerkt om het aantal strooiacties zoveel mogelijk te beperken en een goed beargumenteerde onderbouwing te maken wanneer een strooiactie wel of niet geinitieerd wordt. Toch kan het soms gebeuren dat er gestrooid wordt en het achteraf niet nodig bleek. Dat is spijtig en zonde van het zout, maar altijd nog beter dan wanneer er meerdere auto's van de weg raken met gewonden of doden tot gevolg.
Vragen?
Die kan je natuurlijk stellen, maar ik zal ze pas laat vandaag beantwoorden. Mijn nachtdienst zit er immers bijna op

Misschien is het handig als het topic later vandaag richting het verdiepingsforum gaat als daar behoefte aan is of een plaatsje in de wiki zodat we de zoutterroristen kunnen verwijzen naar feitelijke informatie (no pun intended!).
Quote selectie