Opwarming verschillend verdeeld over de seizoenen.
Dit patroon van stijgende temperaturen zien we ook terug in de gemiddelde temperatuur per seizoen. Wel is de opwarming verschillend verdeeld over de seizoenen. De sterkste
opwarming vond plaats in de de zomer. De minste opwarming vond plaats in de winter:
Opwarming in de lente: 1,8 ± 0,8 °C
Opwarming in de zomer: 2,1 ± 0,8 °C.
Opwarming in de herfst: 1,5 ± 0,6 °C
Opwarming in de winter: 1,3 ± 1,3 °C.
Verder blijkt de variabiliteit van wintertemperaturen rond de langjarige trend veruit het grootst. Koude winters kunnen daarom nog steeds voorkomen in het huidige Nederlandse klimaat. Zie ook technische toelichting.
Ook ruimtelijk gezien zijn er verschillen over de kaart van Nederland. Jaargemiddeld gezien is er een toename te zien van zuid-west naar noord-oost: hoogste temperatuurstijging in Zeeland, laagste in Drenthe en Groningen. Deze verschillen komen door een kleinere zoninvloed en een afnemende invloed van de Noordzee in de noord-oostelijke provincies. Overigens zijn de jaar-op-jaar variaties groter dan deze ruimtelijke verschillen (Bosatlas van het Klimaat, 2011 - pag. 23).