Tom het leuke is dat bidden voor regen zo gek nog niet is, gezien dit amusante relaas dat ik in een oud boek vond van een missionaris in Afrika:
'Het was in de maand februari 1910 op de plek in Afrika wat nu de regio van Kabamega in West Kenia is.
De maanden januari, februari en maart vormen de droge tijd in Oost Afrika; alle verdort en verbrand dan door de hitte (--ongeveer zoals dat nu hier het geval is--).
Tegen het eind van februari begint men koeien, geiten of kippen naar de zogenaamde regenmaker te brengen, een gewone neger, die voorgeeft regen te kunnen maken.
Het gebeurde nu dat deze regenmaker aan het volk mededeelde dat de witte man de missionaris de regen tegenhield.
Daarop kwamen ongeveer een 5.000 mensen mij een bezoek brengen, met zich voerend twee koeien, die zij mij als geschenk aanboden, indien ik hun regen wilde geven.
Ik antwoordde hen, dat alleen God en niet de mens de macht bezit om regen te maken.
“Welnu dan,” zo zeiden zij, “vraag dan uw God om regen.”
Ik vroeg hun: “Kan men te middernacht de zon verwachten?“
“Natuurlijk niet” antwoordde men.
“Welnu, zo is het ook nu gesteld; in het midden van het droge seizoen, en het zou dwaasheid zijn nu regen te verwachten.
Doch niettegenstaande dit alles, als wij vast op God vertrouwen, dan is alles mogelijk; zo ook regen in dit droge jaargetijde.”
“Wij vertrouwen”, riepen zij uit, “en wij geloven in uw God. Laat het nu regenen.”
Hierop deelde ik hun mede, dat wanneer ze de volgende zondag allen opkwamen, wij God gezamenlijk zouden vragen.
Goed vertrouwen in ons gebed zou dan voorzeker God bewegen ons gebed te verhoren.
De volgende zondag, het was heter dan ooit en geen wolkje tekende zich tegen de blanke lucht, stonden ruim 8000 mensen voor mijn huis.
Toen ik mijn spreekgestoelte beklom, (een doodgewone tafel) riep het volk:
“Wij moeten regen hebben en we hebben de koeien wederom meegebracht.“
Ik was in grote verlegenheid.
“Ik wil uw koeien niet, zo zei ik, neem ze weer met u naar huis.
Maar indien u gelooft met vast vertrouwen, knielt dan met mij neder en bid met mij het Onze Vader, 't Wees Gegroet en 'k Geloof in den Vader.
Allen moeten 't echter eens zijn, en indien er staan blijven en niet knielen, dan is dat voor God een teken, dat zij niet in zijn almacht geloven.”
Toen knielden allen, zonder uitzondering, neer en vuriger dan ooit bad ik met hen de genoemde gebeden.
Daarop begin ik met mijn zondagse katechismus, die ongeveer een uur duurt.
Toen ik zowat een kwartier bezig was, begonnen zich aan het uitspansel wolken te vormen en, o wonder, binnen het halve uur moesten we voor de regen het veld ruimen.
De volgende morgen hadden zij al het vee aan de zogenaamde 'regenmaker' ontnomen en kwamen ze het mij aanbieden, doch wederom zei ik hen:
“Niet ik maar God is het, die u deze regen gegeven heeft.”
En ik weigerde als voorheen dit geschenk.
Einde relaas van de missionaris.