De straalstroom gaat op basis van het gemiddelde na de 18e zuidelijker zakken, met een traject van NW naar zuid oost. Het diepste geopotentiaal zit boven de LAbrador. Een tweede bel met koude lucht in de hoogte ligt boven Scandinavië. Tussen deze twee polen ligt dus op 500 hpa een zwakke rug. Hierdoor ontstaan in eerste instantie in de omgeving van Groenland en IJsland nog altijd depressies die dan zuidoostwaarts koersen (met kansen op sneeuw, ijzel, regen, wind). De temperatuur is dan de moeilijkst in te schatten factor. De wintergrens schuift zuidwaarts, maar kan zich afhankelijk van de situatie even goed ergens rond Denemarken, als rond half Frankrijk bevinden. Exact traject en vorm van depressies (afhankelijk van uitdieping, occlusieprocessen, treksnelheid) zijn dan buiten de termijn van 5 dagen onzeker.
Na dag tien lijkt de trog boven Europa nog verder uit te diepen. Het azorenhoog trekt nog verder naar het westen terug. Er ontstaat een diffluente stroming, waarbij ook boven Scandinavië het geopotentiaal stijgt (wigvorming aldaar wordt kansrijker). Hierdoor zouden de temperaturen nog een extra stap terug kunnen zetten. Al denk ik dat er in zo'n situatie ook altijd nog invloed vanuit de oceaan zal blijven met opdringende al dan niet occluderende storingen.
Quote selectie