Staat er zijn, heeft, hebben, worden e.d. voor het werkwoord (daarmee wordt aangegeven dat iets al gebeurd is), dan is er meestal sprake van een d.
Hij presteert
Hij heeft gepresteerd
Er wordt gepresteerd
Zij hebben gepresteerd
Maar ook:
Het huis brandt
Het huis heeft gebrand
Er zijn uitzonderingen, zoals fietsen
Hij heeft gefietst
Waarom geen 'd'? Zet het woord in de verleden tijd. Zit er dan geen 'd' in, dan komt die ook niet achter het woord bij verleden tijd.
Voorbeeld: Hij fietste (geen d).
Of: Hij presteerde (wel een d). Hij heeft gepresteerd
Of: Hij flitste (geen d). Hij geeft geflitst.
Of: Hij roeide (wel een d). Hij heeft geroeid.
Quote selectie