Vorige week had ik een vergelijkbare opmerking, namelijk dat januari niet natter wordt, maar: minder droog. Ik denk dat daar dus wel een nuance in zit dus. Ik zou zeggen: de wind komt minder vaak uit de koude, droge hoek, of: die "koude hoek" wordt steeds minder koud. Zeg het maar.
Een eeuwige durende discussie. In de natuurkunde is het gebruikelijk om bij stijgende temperatuur over warmer te spreken. Bijvoorbeeld: "dit voorwerp is warmer dan zijn omgeving". Dat zegt verder niets over de absolute waarde van de temperatuur; slechts over een temperatuurverschil (pus is warmer, min is kouder). Het zou gek om daarbij te spreken van "minder koud" ; daarmee zou je tevens de omgeving koud noemen, wat niet terzake is. Als je meteorologie als tak van de fysica bestudeert zou je je, denk ik, hieraan houden.
Bij het weer in de praktijk lijkt dat minder logisch omdat weer ook met gevoel samenhangt. Daarbij wordt aan de temperatuur bij voorbaat een kwalificatie gegeven van warm of koud (eventueel zacht of koel). De vraag is: vind je de menselijke beleving maatgevend of de fysische interpretatie? Ik ben er wel voor om in de weerkunde in de populaire discussie, met de menselijke maat rekening te houden. Spreek in januari nooit over warm, minder warm en ook niet over warmer. Wel over zacht, minder zacht en zachter. In de zomer geldt : geen koud en kouder, maar koel en koeler.