Bron: NRC https://www.nrc.nl/nieuws/2022/07/28/nederland-stevent-af-op-een-zomerdag-met-42-graden-a4137590
Opinie
Klimaatverandering Door het smelten van ijs gaat de opwarming van de aarde steeds sneller. De haperende weermotor is niet meer reparabel, schrijft Harry Otten.
Het steeds extremere weer is te vangen in mooie plaatjes, statistieken en overschrijdingskansen. Als ouderwets meteoroloog kijk ik echter nog steeds graag naar de weerkaarten en probeer te begrijpen wat ik zie. Al jaren zie ik dat weersystemen steeds langer op één plaats blijven liggen: een hogedrukgebied wordt zo in de zomer een warmtebel en een depressie blijft zo lang op dezelfde plaats liggen dat de regen tot overstromingen leidt, zoals vorig jaar in Duitsland en Limburg. Als we dit verklaren snappen we beter wat ons de komende jaren te wachten staat.
De motor van de weermachine wordt aangedreven door het temperatuurverschil tussen de poolstreken en de subtropen. Die subtropen zijn wat opgewarmd, maar de poolstreken des te meer, volgens sommige onderzoekers al 6 graden. Door het verdwijnen van ijs wordt het alleen maar erger. IJs kaatst meer dan 90 procent van het invallende zonlicht terug, maar water houdt meer dan 90 procent van de inkomende straling vast. De albedo, de term die we daarvoor gebruiken, is gezakt van ruim 90 procent naar minder dan 10. De afgelopen weken zag ik temperaturen van 16 graden op Spitsbergen, op 78 graden Noorderbreedte, 1.300 kilometer van de Noordpool – ongelofelijk. Het smelten van het arctische ijs gaat vanwege de veranderende albedo steeds sneller.
De motor hapert dus, of de straalstroom wordt zwakker, zoals je het wetenschappelijk kunt stellen, omdat er veel minder energie beschikbaar is. Het effect is het ernstigst in het zomerseizoen wanneer het mogelijk om ongeveer 20 procent gaat. Daarom neemt het aantal extremen vooral in de zomer zo sterk toe. In de Parijse akkoorden is afgesproken de opwarming deze eeuw te beperken tot 1,5 graden. Dat is een gemiddelde waarbij de poolstreken nog altijd veel sterker opwarmen.
Die 1,5 graden is al lang uit beeld. Zelf denk ik eerder aan gemiddeld over de planeet ruim 1 graad meer. Kortetermijn-politieke en economische overwegingen winnen het bijna altijd van broodnodige acties die over vele tientallen jaren effect sorteren.
Overigens denk ik wel dat we deze eeuw het energieprobleem zullen oplossen. Met zon en wind kunnen we nog veel meer energie genereren die we steeds beter kunnen opslaan in elektrische en vooral thermische systemen of in waterstof. De zeer hoge prijzen voor gas en olie zullen de energietransitie versnellen. Ook mogen we hopen dat kernfusie, het proces dat zich in de zon afspeelt, op aarde gecontroleerd kan worden. Dat zou mij, in 1973 afgestudeerd in de kernfysica, veel plezier doen.
Het slechte nieuws is dat, zelfs al zouden we de opwarming beperken tot gemiddeld 1,5 graden, de zeespiegelstijging door de uitzetting van het oceaanwater nog zeker twee eeuwen doorgaat. Voor Nederland wordt die stijging minimaal 2 meter in 2200. Maar dat is de ultralange termijn en van later zorg. In het hier en nu verdwijnt het ijs in het Noordpoolgebied alleen maar verder. We kunnen er zeker van zijn dat we deze eeuw niet meer teruggaan naar de toestand van tientallen jaren geleden toen er, bijvoorbeeld, bij Spitsbergen een groot deel van het jaar ijs was. De haperende motor van de weermachine is daarom niet reparabel.
Het betekent dat we over de hele wereld nog veel meer extremen kunnen verwachten, die niet één-twee-drie uit de plaatjes van de klimaatstudies komen. Voor Nederland betekent het een veel grotere kans op droogte én extreme regenval. In het boek Klimaat in Beweging dat ik samen met anderen in 2005 schreef voorspelden we dat de temperatuur op 25 juli 2019 boven de 40 graden uit zou komen. Dat was natuurlijk een grote toevalstreffer. Ik hoef echter geen helderziende te zijn om te voorspellen dat op een zomerse dag in de komende tien jaar ergens in Nederland een temperatuur gemeten gaat worden van 42 graden.