Met de wet van behoud van energie voor een gas (Bernoulli) kun je de maximale windsnelheid langs een stroomlijn uitrekenen:
v2 = sqrt(v1*v1+2*(p2-p1)/d)
met:
v1, v2: snelheid op punt 1 en 2 (m/s)
p1, p2: luchtdruk op punt 1 en 2 (Pa)
d: luchtdichtheid (kg/m^3)
Op het 850 hPa vlak zien we een hoogteverschil van 109-90 = 19 dam = 190 m, wat overeenkomt met een luchtdrukverschil van circa 190*9.8*1.1 = 2050 Pa. De beginsnelheid is ongeveer 0 m/s en de luchtdichtheid is 1.1 kg/m^3. Dus:
v2 = sqrt(2*2050/1.1) = 61 m/s = 220 km/h
Dit is bij een luchtdrukverschil van 20.5 hPa terwijl het laag eigenlijk 75 hPa (van 1015 naar 940 hPa) diep is. Ik heb punt 1 in het zadelgebied (109 dam) ten noordwesten van de storm genomen en punt 2 op de 90 dam lijn die zich net buiten de kern bevindt.
Je ziet dat er ten zuiden van punt 1 een luchttekort ontstaat door de versnelling van de lucht, waardoor er lucht vanaf de zijkanten aangezogen wordt. Hoe hoger de snelheid, hoe smaller de stroming wordt (zodat het debiet gelijk blijft).

