Vluchtig beschouwd lijkt het met een dergelijke weerkaart niet goed mogelijk om de extreme kou te verklaren die we toen hebben beleefd, maar je kan er wel degelijk naar toe praten. Zie maar.
We zien dat Nederland op 13 maart 1845 volgens deze weerkaart vrijwel onder de as van hoge luchtdruk ligt, waardoor het in het noorden en midden van het land vrijwel windstil is en er in het zuiden een zwakke tot net aan matige oostelijke wind staat. We zien ook dat de 850hPa-temperatuur boven ons land rond -13 graden schommelt. Bij een droog adiabatische opbouw van de lucht in de middag vanaf dat niveau tot aan de grond, zou je een maximumtemperatuur van rond +2 graden kunnen verwachten.
Maar... er lag ongetwijfeld een sneeuwdek en precies onder het hogedrukgebied zal er sprake zijn van subsidentie. Stel nu dat de 850 hPa-temperatuur door die subsidentie al wat is opgewarmd! Dan bevindt zich op dat niveau al (een begin van) een subsidentie inversie! Ik vermoed derhalve dat de lucht daaronder in dit geval nog véél kouder was en zou ik mij kunnen voorstellen dat het bijvoorbeeld op het 900 hPa-vlak -20 graden of zoiets is geweest. Zeer uitzonderlijk, maar het waren dan ook zeer uitzonderlijke omstandigheden. En zie dan, na een windstille en heldere nacht met een sneeuwdek, de temperatuur overdag nabij de grond dan maar flink omhoog te krijgen. Zelfs de al krachtige maartzon zou daar niet goed in kunnen slagen!
Je kunt er zo inderdaad naar toe praten, leuk
.
Er wordt echter gewag gemaakt van zonnig weer met een stevige, bijtende NO-wind en gevoelstemperaturen tot -25. Dan denk je toch, zeker half maart, aan een extreem koude bovenlucht?