Noordstromingen en afgeleiden ervan zijn doorgaans niet de stabielste oplossingen. Sterker nog. Als de rug instort dreig je onherroepelijk en vaak voor langere tijd in een WC te belanden.
Veel hangt dus af van de rug, en soms gebeurt het, zoals in 1969, dat er zich weer een rug opwerpt ten W van ons waardoor polaire lucht andermaal de MZ wordt opgeduwd. Laagjes tollen rond in de polaire lucht boven het continent met verspreid sneeuwbuien en/of sneeuwstoringen (>20cm in Koksijde). Op grote schaal viel sneeuw met regionaal zeer strenge nachtvorst.
In 1999 stortte de rug in maar kon het hoog nog kortstondig voor inversie zorgen met strenge nachtvorst, zeker boven een sneeuwdek. Ijsdagen werden bijna niet of erg nipt gescoord in het laagland, De Bilt telde er zeer nipt 2 in die polaire fase.
Het allerbeste voorbeeld is natuurlijk januari 1985, maar feitelijk is dit geen polaire uitbraak maar een puur arctische, met een oostelijkere rug (eigenlijk een soort superblokkade in het verboden gebied) en de bel arctische lucht die ons vol trof. Ook toen werden erna meermaals hogedrukwiggen opgeworpen en werd uiteindelijk de cA vanuit het NO vol op transport gezet. De rest is geschiedenis.
Deze 3 voorbeelden tonen dat bij polaire/arctische uitbraken er niet 1, maar doorgaans meerdere pogingen tot rugvorming nodig zijn om de kou tot hier te krijgen en te bestendigen. In het andere geval glijdt de hoogtekou af naar de Balkan en neemt de oceaan het over.
Hoe groter de fetch over de Noordzee hoe fragieler en opgewarmder de circulatie uitpakt.





