De kernwinter ligt inmiddels alweer een paar weken achter ons. Het was voor veel winterliefhebbers wederom een seizoen van weinig spektakel, ondanks de winters ogende luchtdrukverdeling welke februari kenmerkte. Een grote en standvastige blokkade wist zich toen te handhaven boven Scandinavië en Noordwest Rusland met een langdurige (noord)oostcirculatie tot gevolg. De aanzet hiertoe werd begin februari gegeven en werd, na een korte onderbreking, tot aan derde decade in stand gehouden. Helaas miste het hierbij aan winterkou door het ontbreken van een reservoir met koude continentale lucht. Het opgewarmde klimaat lijkt spelbreker te zijn; zelfs bij een langdurige continentale synopsis kan het niet meer afdoende afkoelen. Anderzijds kan er worden gesteld dat klimaatverandering continentale stromingspatronen in de kernwinter niet uit lijkt te sluiten.
Afgelopen januari beschouwde ik de QBO-fase en ENSO condities om het verloop van de tweede winterhelft duiding te geven: https://www.weerwoord.be/m/3179489. Hierin beschouwde ik een vijftal winters (1967, 1981, 1986, 1991 en 2014) welke gekenmerkt werden door vergelijkbare QBO en ENSO condities. Deze winters werden alle gekenmerkt door een stabiele en krachtige poolwervel met bovengemiddelde zonale windsnelheden op 10 hPa in de eerste winterhelft, een vrij typisch fenotype voor een seizoen met westelijke QBO. De poolwervel blijft in deze set winters ook sterk tijdens de tweede winterhelft, met als uitzondering van 1981 waar deze vanaf half januari sterk verzwakt maar niet volledig tot een SSW overgaat. Een doorsnede van de luchtdrukverdeling voor de vijf februarimaanden laat een sterk positieve luchtdrukafwijking zien boven Scandinavië en Noordwest Rusland met negatieve luchtdruk afwijkingen op de noordelijke Atlantische oceaan, boven Noord Amerika en de noordelijke Pacific.
De doorsnede van het noordelijk halfrond voor februari 2025 laat een zeer vergelijkbaar beeld zien, waarbij de sterk positieve afwijking op het Noord Europese continent in het oog springt. Zonder kennis van de voorgeschiedenis zou een dergelijke verdeling zondermeer naar winter smaken. Echter, waar de afgelopen maand weliswaar kouder was dan menig recente februarimaand valt het gebrek aan ijsdagen en duidelijke koudeproductie (Hellmann) zondermeer op. In dit perspectief lijkt februari 1981 redelijke analoog, die maand startte aanvankelijk koud maar kende ook een gebrek aan koude op het continent. In tegenstelling tot 2025 sloot 1981 echter wel koud af dankzij het persistente continentale stromingspatroon, waarschijnlijk geholpen door de eerder genoemde verstoring van de poolwervel. Ondanks het gebrek aan koudeproductie zien we dit jaar echter wel duidelijk dezelfde luchtdrukafwijkingen terug die typerend zijn voor de analoge set winters. Dit biedt perspectief en leert ons wellicht dat in een opwarmend klimaat dominante teleconnecties nog steeds dezelfde patronen in de hand kunnen werken. Analogie op basis van de QBO en ENSO kan hierbij van geval tot geval worden gebruikt om duiding te geven aan ensemble verwachtingen.
Als kanttekening moet wel worden opgemerkt dat de ENSO index voor het geheel van winter 2025 op -0,64 uit is gekomen, nipt een zwakke La Nina. Retrospectief zou 2025 dus net buiten de voorwaarden (DJF ONI tussen +0,5 en -0,5) van de analoge set zijn gevallen. Voor de vergelijking in januari was echter de OND ONI gebruikt, welke -0,34 betrof.