Bij een stabiele opbouw zal een luchtdeeltje een verticale trilling ondergaan, wanneer het door een obstakel uit zijn evenwicht wordt gebracht. Die trilling kan men opvatten als een golf. De stabiliteit, de snelheid, de golflengt van de luchtmassa en de vorm van het obstakel spelen een rol bij deze golfvorming.
Wanneer de grenslaag heel stabiel is, stroomt de lucht gewoon om de berg heen en niet erover.
Wanneer de stroomsnelheid wat groter is, of de opbouw dus wat minder stabiel, kan een deel van de lucht over de berg stromen, maar helemaal onderaan zal de lucht er nog omheen gaan. Omdat de golflengte van de stroming kleiner is dan de hoogte van de berg, zal deze golflengte verstoord worden en er ontstaan bijgevolg lijgolven.
Bij verder afnemende stabiliteit kan de golflengte van de luchtbeweging gelijk worden aan de hoogte van de berg. De lijgolven worden berggolven, met een grotere amplitude. Onder de golftoppen (achter de berg) kunnen wervels ontstaan. Wanneer er voldoende vocht aanwezig is, kunnen deze wervels zorgen voor bewolking, de typische cumulus lenticularis in berggebieden.
Als de stabiliteit nog verder afneemt kan de golflengte van de stroming groter worden dan de hoogte van de berg. Gevolg kan zijn dat de stroming uit elkaar gaat na de berg. Vlak achter de berg kan een luwte en een tegengestelde stroming ontstaan.
Is de grenslaag tenslotte neutraal van opbouw, dan wordt de stroming al lang voor en nog lang na de berg beïnvloed. De lucht wil over de berg heen en wordt daardoor bovenaan in een stroomversnelling gebracht (soort Venturi-effect). Achter de berg ontstaat opnieuw een luwte. Maar de stroming kan loskomen van het oppervlak en volledig turbulent worden.
Met excuses voor de wat amateuristische tekeningen
Quote selectie