"Het water kwam. In een nacht ging alles verloren."
De afgelopen dagen las ik in het levensboek van mijn opa Johan en oma Janny Braber, van mijn moeders’ kant. Ik wilde meer weten over hoe zij de Watersnoodramp hadden ervaren. Mijn oom Leo was tijdens de ramp 4 jaar, mijn moeder Nelleke 3 jaar, en mijn tante Lia werd die dag (31 januari) 1 jaar oud, mijn tante Ina was nog niet geboren. Ze woonden in Renesse.
Janny was tijdens de oorlog dienstmeisje geweest in Kasteel Gunterstein in Breukelen. Haar verloofde Johan werkte op Schouwen, maar werd in 1944 nog opgepakt en moest naar het concentratiekamp in Amersfoort. Gelukkig kwam hij ook weer vrij en kon terugkeren naar Schouwen-Duiveland.
Na de oorlog bouwden Johan en Janny hun leven op nabij Renesse, met een fruitkwekerij. Maar tijdens de tweede wereldoorlog was Schouwen-Duiveland onder water gezet: de inundatie. Ze waren dus tijdens de Tweede Wereldoorlog al veel kwijtgeraakt door watersnood: Janny:
“We konden het nodige, enkel wat kleren, meenemen, anders niets. Alles werd door de zee mee gesleurd. Mijn moeder was in Zeeuwse dracht, ook alles weg, maar ons huis en ook van Johan is nog blijven staan. Je moet niet vragen hoe.(&hellip

Dus met zijn allen op naar de Herenkeet, dat stond hoog en is er nog. Daarna allen evacueren. Tot ons huis droog kwam te staan en we konden schoonmaken. Wat een troep en alles kapot."
Toen kwam 1 februari 1953. Janny schreef hierover:
"Het water kwam. In een nacht ging alles verloren. (&hellip

Het fruitbedrijf was verloren, alles stond in het water. Alles verdronk, dat was heel erg, en moesten we weg naar Kijkduin. De eerste weken met ons eigen gezin, maar na enkele weken kregen we er nog 3 gezinnen bij. Mijn schoonouders en 2 gezinnen uit Scharendijke. (&hellip

Water moest ik aan de weg halen, daar was nog een kraan. Binnen niet meer. De koeien liepen hier rond om het droge te zoeken. De mannen moesten iedere dag aan de dijk gaan werken. (&hellip

Maarja, wachten tot alles droogviel.
Een voorval kort na Watersnoodramp, waarover Janny schreef:
"De eerste weken zaten we dus in Kijkduin met ons eigen gezin. Het was in de winter en het vroor hard. Johan was aan de dijk aan het werken bij Scharendijke. Ik was dus met de drie kinderen thuis. Die twee, Leo en Nelleke (4 en 3 jaar), wilden op een middag eens op het strand kijken. Ik was thuis met kleine Lia (1 jaar).
Maar je moest klimmen om op het strand te komen. Allemaal troep en doorns, prikkeldraad enz. Er was dus geen padje meer naar het strand. En de beesten liepen overal, ze zochten ook het droge op. Ik zei: “Nouja, ga dan maar even naar het strand." Daar gingen ze dan blij weg. Maar de tijd verstreek en ik werd ongerust, want ze bleven te lang weg. De duister ging al een beetje vallen, maar ja, Lia lag dan ook maar alleen. Maar ik had geen rust meer, en wist er ook bijna niet te komen.
Daar kwam ik op het strand en wat zag ik? Allemaal ijsschotsen. En wat hadden die twee een plezier: van de ene schots op de andere. Maarja, het was ook eb en vloed en met eb zouden ze meegesleurd worden. Ik schrok me naar, en riep: "Nelleke, Leo, kom terug!” En ze hoorden het, en kwamen, wat was ik blij. Wij terug: het was toen al aardig duister. We waren afgedwaald en konden moeilijk de weg terug vinden. Ik moest ze ieder aan een hand een beetje meesleuren door de troep en doorns. Gelukkig droegen ze alle twee een lang broekje. Maar ze huilden niet en we kwamen toch thuis. Lia lag lekker te slapen. Ik voelde me een ontaarde moeder. Ik had ze niet naar het strand moeten laten gaan en dan die weg terug naar huis. Ik voelde me erg schuldig maar was blij dat ik ze nog had."




Quote selectie