Natuurlijk, als er twijfel is over de methode die het KNMI heeft gebruikt: goed dat er naar gekeken wordt. Maar aan de ander zijde van het spectrum de uitspraak :"Te belachelljk voor woorden dat er zo veel hittegolven geschrapt zijn" slaat natuurlijk nergens op. Let op de woordkeus: geschrapt. Er is gerekend en het resultaat ligt daar. En dan: wat is het probleem als er minder hittegolven zijn dan we eerst dachten? Dat onze topzomer van 1947 niet blijkt te zijn wat deze was?
Het wordt gemakkelljk gezien in het kader van de globale opwarming. Dat is logisch, maar kan ook een beetje overtrokken zijn. Ik zie niet hoe dit veel invloed kan hebben op ons beeld van de opwarming. Er staat juist tegenover dat bij zo sterke opwarming het aantal hittegolven volgens de oude gecombineerde data niet (zo sterk) gestegen is. Dat is onlogisch nu het al zo opgewarmd is. Neem daarbij het feit dat de meetmethode veranderd is en er is alle reden om nog eens naar de waarnemingsreeksen te kijken. Ik mag trouwens aannemen dat het KNMI al heel lang met de vraag zit hoe om te gaan met niet homogene meetreeksen.
Hier en daar kom ik de suggestie tegen dat we de oude waarnemingen, zoals ze daar liggen, als betrouwbaar moeten worden gezien. Ze zijn immers in alle zorgvuldigheid gedaan met goede instrumenten? Dit idee gaat echter aan een heel belangrijk punt van de meettechniek voorbij: iedere meting is een representatie van de (veronderstelde) werkelijkheid, geen per definitie exacte weergave. We hebben altijd met meetfouten te maken; we meten namelijk de temperatuur van de thermometer en proberen zo goed mogelijk deze de temperatuur van de lucht te laten aannemen. Je zou kunnen zeggen : alle metingen zijn fout. Dat wil zeggen, er is een foutenmarge waarvan we een zo goed mogelijk beeld proberen te krijgen.
Die meetfouten kunnen allerlei bronnen hebben. Meetfouten in het instrument, afleesfouten, aspecten van de methode die een afwijking genereren. Op alle punten treden veranderingen op bij verandering van meetmethode. En dat is een principiële zwakte van de meetreeksen. Het heeft ook geen zin om oude of nieuwe meetreeksen voor betrouwbaar of onbetrouwbaar te verklaren, wat hier en daar in deze draad gebeurt. Dat gaat voorbij aan het belangrijke punt: Het probleem zit in het combineren van meetreeksen. Daardoor wordt vergelijken onbetrouwbaar en daarmee het beeld van hoe het klimaat zich in Nederland ontwikkelt onbetrouwbaar.
Wat het KNMI nu gedaan, of zo men wil geprobeerd, heeft is de verschillende meetreeksen (uit opeenvolgende perioden) op elkaar aan te passen, wat in het jargon heet: homogeniseren. Als dat goed gedaan wordt kan een beter beeld ontstaan van het verloop van de temperatuur in de laatste 119 jaar. Dat is interessant voor het beeld van wat er in Nederland is veranderd. Op wereldschaal zegt het weinig.
Ik kan niet beoordelen of het KNMI fouten gemaakt heeft. Ik denk dat het laatste woord daarover nog niet gezegd is. Wie, als dat nodig zou blijken of gewenst, zouden trouwens die externe deskundigen moeten zijn? Niet de mensen die nu daar ophef over maken. Liever deskundigen op het gebied van meettechniek, bijvoorbeeld van een TU, die echt onafhankelijk zijn.
Of het KNMI er verstandig aan gedaan heeft om de data nu al te vervangen kan ik ook niet beoordelen. De suggestie in die richting veronderstelt echter onnauwkeurig of onvolledig werk. Is dat zo? De ophef over het verdwijnen van een paar hittegolven lijkt me echter wel wat opgeblazen.
Is er al iemand die over de koudegolven begonnen is?
Groet,
Cees
Quote selectie