De conclusie van Theo Brandsma is dat de waargenomen verschillen in maximumtemperatuur vóór en na 1950, vooral komen door de overgang van pagode naar Stevenson-hut. Vanwege inderdaad microklimaat-werking. Bij de minimumtemperatuur is juist de verplaatsing veel belangrijker geweest.Er wordt verder geconcludeerd dat de eerder gemaakte correcties (volgens de percentielmethode) verantwoord zijn. De parallelmetingen in de periode 2016-2018 vertonen verschillen in dezelfde ordegrootte als bij de eerste parallelmetingen in de periode 1947-1950. De vergelijking tussen meetlocaties in de periode 2003-2005 biedt ook geen aanleiding tot verdere aanpassingen voor deze factoren.Nu volgt er nog wel onderzoek naar de mogelijkheden van weersafhankelijke homogenisatie. Dit wordt gecompliceerd door het feit dat de meetreeksen van zonneschijn/bewolking en wind ook inhomogeniteiten vertonen. Er moet ook nog een correctie komen voor de verlaging van de meethut van 2,2 naar 1,5 meter rond 1960. Het homogeniseren van de reeks van De Bilt is dus nadrukkelijk work in progress.Voor klimaatonderzoekers heeft het KNMI aanbevolen om de tussenresultaten uit 2016 te gebruiken, omdat die te prefereren zijn boven de ruwe gegevens. De huidige versie van de homogene reeks wordt te zijner tijd vervangen door een nieuwe versie met meer verbeteringen. Een kritiekpunt van Crok e.d. is de suggestie dat het homogeniseren naar de huidige reeksen, impliceert dat er nu 'perfect' gemeten wordt. Dat is niet zo, het gaat om zo verantwoord mogelijk te kunnen vergelijken. Je moet daarvoor corrigeren voor alle niet-natuurlijke invloeden in de gegevens. Net zoals het CBS in cijfers over de economie bijvoorbeeld ook (zelfs historisch) corrigeert voor veranderingen in bijvoorbeeld bevolkingsopbouw.
Wie 0,1 graad nauwkeurigheid pretendeert, mag daarop aangesproken worden.
Dergelijke nauwkeurigheid kan niet hard gemaakt worden gezien:
1. Kunstmatige, abrupte overgangen tussen de maanden.
2. Onevenwichtigheden binnen een maand.
3. Geen rekening houden met de meteorologie.
4. Zwaartepunt van de maximale correcties ligt in augustus in plaats van in juni.
(conclusies Michiel (Bunnik)).
Punt 4 uit het rapport van de onderzoekers vind ik verdacht:
Er is een statistische reden die de homogenisatie in De Bilt verdacht maakt. Het percentage tropische dagen (dagen warmer dan 30°C) in de periode vóór de wijziging (1906-1951) ten opzichte van erna (1951-2016) zakt in De Bilt veel verder dan bij de overige vier hoofdstations in Nederland (De Kooy, Beek, Eelde en Vlissingen). Na homogenisatie bedraagt dat percentage bij de overige vier hoofdstations tussen de 35 en 39% terwijl het in De Bilt zakt naar 26%. Deze verschillen zijn niet genoemd door het KNMI.
Goed in ieder geval dat het een project in ontwikkeling is. Ben benieuwd naar de uitkomsten van het onderzoek met de pagodehut.
Een andere opmerking nog: waarom is er niet gehomogeniseerd vóór 1901? De Bilt als waarnemingsplaats is zoals bekend al in gebruik vanaf 1897. Waar ik in verband hiermee ook maar geen duidelijkheid over krijg is wanneer nu precies begonnen is met metingen met de pagode. Lijkt me sterk vanaf 1 januari 1901.
Edit: rapport van de onderzoekers https://klimaatgek.nl/document/De%20homogenisatie%20van%20De%20Bilt%20def.pdf geeft aan dat al in 1897 begonnen is met de pagode.
Tenslotte: de homogenisatietabel ontbreekt in het begeleidende KNMI-rapport. Zou niet mijn stijl zijn, zachtst gezegd.
https://www.weerwoord.be/m/2227727
Rapport KNMI 1954 over parallelmetingen:
Quote selectie